De kraanvogel

Een verhaaltje over een arme boer die een gewonde kraanvogel redt en daardoor goedheid ontvangt. Helaas door de boer zijn nieuwsgierigheid duurt dit geluk niet lang.

Het was winter. De velden waren bedekt met sneeuw, en de kronkelende rivier was zo dik bevroren dat je erop kon lopen. Een arme boer keerde terug naar huis langs de oever van de rivier toen hij een geluid uit een bevroren struikgewas hoorde komen. Hij begreep meteen dat het een gewonde vogel was, en zijn eerste gedachte was dat het een gemakkelijke vangst zou zijn om mee naar huis te nemen en er eten van te maken. Toen hij de takjes en kreupelhout van elkaar scheidde vond hij de vogel zo mooi dat hij het niet kon opbrengen om het dier te doden. Het was een kraanvogel die doorboord was door een pijl. door een pijl. De boer trok de pijl uit de kraanvogel en wreef wat helende kruidenzalf in de wond. De kraanvogel spreidde vervolgens zijn vleugels uit en steeg op om weg te vliegen.

De boer keerde terug naar zijn huis en at een halve kom rijst. Hij ging naar bed zodra het donker was als er toch niets anders meer te doen was. In de vroege uurtjes van de ochtend hoorde hij een tik geluid op zijn deur. Eerst dacht hij dat het de wind was, en toen vroeg hij zich af of het een geest was. Eindelijk besefte hij dat hij niet zou slapen totdat hij had geopend en gezien had wie of wat het tikgeluid veroorzaakte. Hij tilde de klink op in de verwachting een afschuwelijke verschijning in het maanlicht te zien. Hij was voorbereid op een spook uit de geestenwereld. Met zijn hand hield de boer een groot mes vast om eventueel een dief mee te lijf te gaan. Waar de boer niet op had gerekend was dat er een klein mooi meisje met haar vonkelende ogen hem aankeek. Het verraste hem vooral dat iemand zo mooi kon zijn en voor zijn deur stond.

De boer liet het meisje binnen en ze sliep in zijn bed. De boer ging zelf in de buurt van het vuur liggen. Nadat het mooie meisje drie dagen en nachten bij hem was gebleven vond hij eindelijk de woorden om haar ten huwelijk te vragen, hoewel hij nooit verwachtte dat zij het zou accepteren. Het meisje antwoordde dat ze aan zijn deur was gekomen in de hoop dat hij die vraag zou stellen, en ze accepteerde graag. De boer dacht bij zichzelf: "Tot voor kort was ik eenzaam, arm en ellendig. Nu ben ik nog steeds arm, maar toeval of een god heeft me geluk gebracht."

Niemand kan leven van de liefde alleen. De winter duurde lang en was erg koud. Er was weinig eten en ze hadden steeds honger. De boer zei: "Wat moeten we doen? Ik heb geen eten, geen geld, en niets wat we kunnen verkopen." Hij was zo verdrietig dat hij wel kon janken en hij verwachtte dat zijn vrouw boos op hem zou zijn of bij hem weg zou gaan en hij dacht dat dit het einde van zijn geluk zou betekenen. In plaats daarvan glimlachte het mooie meisje alleen maar en zei: "Lieve man van mij, pieker niet zo veel, geen zorgen. Ik zal een doek weven en jij probeert het te verkopen op de markt.

De boer haalde zijn schouders op omdat ze geen draad hadden om te weven. Zijn vrouw ging naar de enige kamer die hun huis had en toen ze de deur dicht deed zei ze dat hij niet naar binnen mocht komen wat er ook zou gebeuren. Enkele uren later kwam ze uit de kamer met een prachtige doek. Het was met bloemen en vogels geborduurd en was zo mooi dat het zelfs geschikt was voor een prinses. De volgende dag nam de boer het doek mee naar de markt en verkocht het voor een groot bedrag. Het getrouwde stel had hierdoor genoeg geld om de winter door te komen. Helaas als je geld hebt ontstaat er de neiging om meer uit te geven. Je vergeet hoe zuinig je ooit leefde en je koopt wat je wilt. Je doet niet meer zo moeilijk over bedragen die daarvoor voor jou niet te betalen zijn. Hierdoor raakte het geld op en was het stel opnieuw arm.

De boer raakte weer in paniek en voelde zich wanhopig. Maak je niet druk zei zijn vrouw. Ik weef gewoon nog een doek. Ik ga naar de kamer maar wat er ook gebeurd kom niet in de kamer totdat ik er weer uit kom. Terwijl zijn vrouw weefden vroeg de boer zich af hoe hij in vredesnaam zo’n mooie vrouw had kunnen krijgen die ook nog van hem hield. Ze was gewoon in staat om vanuit niets een doek te weven. Hij herinnerde zich weer hoe ze op een winteravond voor zijn deur was opgedoken en hij dacht na over hoe weinig hij wist of begreep wie ze was, waarom ze bij hem terecht was gekomen en hoe ze voor elkaar kreeg om een doek te maken. Hij woonde bij haar, hij hield van haar, en toch kende hij haar nauwelijks. Uiteindelijk overwon zijn nieuwsgierigheid hem en hij opende de deur om via een spleetje naar binnen te gluren.

Dit is wat hij zag: Het was zijn vrouw, maar geen vrouw. Zij was de kraanvogel die hij uit het struikgewas had gered. Op de vloer lag een ingewikkeld patroon van veren. Als ze werkte plukte ze nog meer veren uit haar eigen borst. Het koste haar pijn en verlies van haar eigen veren maar ze was bereid om dit haarzelf aan te doen voor hem. Plotseling keek de kraanvogel op en zag hem. Ze snikte en er liep een enkele traan uit haar oog. Ze klapte met haar vleugels en vloog weg via het gat in het dak dat diende als schoorsteen. Dat was het laatste wat die de arme boer ooit zag van de dankbare kraanvogel die zijn vrouw was geworden en veren uit haar eigen borst had geplukt om hem uit de armoede te houden. Hij trouwde nooit meer en leefde tot het einde van zijn dagen verdrietig en alleen.

Back to top